Folder van de week

Geen plaats

 

Toen Jozef en Maria in Bethlehem aankwamen, werden ze door niemand opgewacht. Er was zelfs geen plaats voor ze in de herberg. De herbergier wist natuurlijk ook niet wie Jozef en Maria waren en we kunnen hem dat ook moeilijk kwalijk nemen. Jozef en Maria zagen er immers maar heel gewoon uit. Mogelijk hebben Jozef en Maria geprobeerd ergens anders onderdak te krijgen, maar zonder succes. Geen wonder, het was aan niemand verteld wie Jozef en Maria waren. Als de mensen hadden geweten dat Maria de moeder van de Messias was, hadden ze misschien anders gereageerd en hun deuren wijd opengezet. Of juist niet?

De Heere Jezus vertelde jaren later precies Wie Hij was, maar ook toen bleven de deuren dicht. De mensen waren even onder de indruk, maar de stemming sloeg algauw om in 'kruis Hem, kruis Hem, weg met Deze.' En hoe is het met ons? De Heere Jezus klopt misschien al jaren op onze deur en ook wij doen zomaar niet open. Ook al weten we Wie er roept en klopt, we hebben een natuurlijke tegenzin om uit genade zalig te worden. Ook al smeekt de Heere ons om met Hem te laten verzoenen, toch weigeren we, tenzij God ons gewillig maakt.

De herbergier uit Bethlehem kan niet verweten worden dat er geen plaats was in de herberg. Hij wist niet beter. Wij weten echter maar al te goed Wie er aan ons hart klopt. Is de deur al opengegaan? Hebben we de Zoon van God verwelkomd in ons hart? We lezen in de brief aan Laodicea dat als iemand de stem van de Zoon van God hoort en de deur opendoet, Hij binnen zal komen en avondmaal houden. Weten we al wat dat betekent? We hebben de Heilige Geest nodig om van binnenuit de deur open te doen!

Zie, ik sta aan de deur en Ik klop, indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij. (Openbaring 3:20)

Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen. (2 Korinthe 5:20)

En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doekecn, en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg. (Lukas 2:7)