Folder van de week

Kwalijk bidden

3 Gij bidt, en gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt, opdat gij het in uw wellusten doorbrengen zoudt.

4 Overspelers en overspeleressen, weet gij niet, dat de vriendschap der wereld een vijandschap Gods is? Zo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gesteld.

8 Naakt tot God, en Hij zal tot u naken. Reinigt de handen, gij zondaars, en zuivert de harten, gij dubbelhartigen! (Jacobus 4:3,4,8).

Sterven
Afgelopen zaterdag 12 juni zijn er 3 jongens omgekomen. Ze kwamen vanuit een discotheek......

Tegenwoordig hebben mensen moeite hun leven als een enkele reis te zien. Het leven wordt eerder beschouwd als een stad waarin je eindeloos kunt ronddwalen en je hart kunt ophalen. Men waant deze stad zelfs en blijvende stad, alsof we hier permanent kunnen wonen. De dood wordt dientengevolge als een vreemd element gezien. Men weet wel dat er een dood is, maar heeft het gevoel dat de dood alleen maar af en toe iemand wegneemt en tegen beter weten in, maakt men zichzelf wijs dat de dood ons wel zal overslaan, in ieder geval voorlopig. Gods Woord leert echter dat we reizigers zijn, pelgrims naar het hemelse Jeruzalem, naar de stad gebouwd op fundamenten, of zo niet, reizigers die zonder bekering en geloof en op de brede weg hun verderf tegemoet gaan. De mens gaat immers naar zijn eeuwig huis, naar een plaats die we nooit meer kunnen verlaten, of naar een bestemming waar we altijd mogen blijven. We hebben het over  “overlijden”, maar het is zeer de vraag of je bij je sterven over je lijden heen bent. Het woord “overlijden” komt een paar keer in de Bijbel voor, maar nooit betekent het oorspronkelijke woord dat de overledene niets meer voelt. We zijn tenslotte mensen met een eeuwigheidsbestemming, reizigers naar een nooit eindigende eeuwigheid. Laten we toch beseffen dat we geen honden, koeien of apen zijn. Dood is dood? Absoluut niet. We zijn geen dieren.

 

Ja maar.....Ik bidt wel, maar God hoort mij toch niet, het helpt niet! Zo hoor ik iemand zeggen....

Kwalijk bidden
Als God goed genoeg is om ons te helpen en uit allerlei soorten ellende te verlossen, zonder dat we Hem liefhebben. Dat is wat Jakobus bedoelt in bovenstaande verzen. Hij heeft het niet tegen letterlijke overspelers, maar noemt mensen overspelers als ze bidden om Gods gaven in hun wellusten door te brengen. Is dat niet grof? Is het niet vreselijk als zondaren zonder liefde in hun hart tot de grote God, alleen maar geholpen willen worden om hun zieke leven voort te kunnen zetten? Als we bidden om zo lang mogelijk een luilekkerland op aarde te hebben, zijn we zo heel verkeerd bezig. Geen wonder dat we lezen: Gij bidt wel, maar gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt. Is dat niet goed te begrijpen? Hoe voelt een vrouw, hoe voelt een man zich als hij of zij goed genoeg is voor andermans eigenliefde? Daarom zegt Jakobus in hetzelfde verband dat wie een vriend van de wereld wil zijn, een vijand van God is. Als het ons om de wereld gaat in onze gebeden, zijn we hoererij aan het bedrijven.

De mensen aan wie Jakobus schreef, baden wel, maar het was een kwalijk bidden. Misschien baden ze wel lang en vroom. Mogelijk dachten ze dat ze het er niet zo slecht vanaf brachten, maar hun bidden was niet van het soort dat God graag hoort. En toch, tevreden waren ze ook niet. Ze wilden veel gelukkiger zijn dan ze waren, maar meer zat er voor hen niet in. Ze baden wel, maar ontvingen niet, omdat ze verkeerd baden. Het is een onderzoek waard hoe we bidden. Kennen we de Geest der genade en der gebeden? Weten we van een arm zondaarsgebed?